Beelddenken

Beelddenkers behoren veelal tot het non-verbale type, ze denken vooral in beelden en minder in taal/begrippen. Ze merken veel op van wat ze zien en onthouden indringende beelden en details en kunnen precies aangeven wat er gebeurde, ze kunnen situaties als een film in hun hoofd voor- en achteruit draaien.

Typerend is ook dat ze geneigd zijn te kijken, niets zeggen en dan ineens het goede antwoord weten zonder dat er een schijnbaar causale beredenering plaatsvindt. Ze hebben een totaalbeeld in hun hoofd en weten hoe een en ander in elkaar zit (losse onderdelen van een brommer zetten ze schijnbaar moeiteloos in elkaar).

Als ze een klein element van het geheel zien, weten ze de rest al. Dat maakt dat ze dikwijls niet meer luisteren, niet meer bij de les zijn, dromerig worden gevonden en bezig zijn met de eigen voorstellingen en ideeën. Het doet denken aan de gestaltepsychologische wetmatigheid: het geheel is eerder en meer dan de som der delen.

Het taalgebruik is gericht op het weergeven van de persoonlijke beleving en maakt gebruik van soms eigengemaakte woorden (glazenwasser = ruitenwisser), hetgeen vaak leidt tot heel creatief taalgebruik.

Het duurt een tijdje voordat beelddenkers iets nieuws hebben geleerd, ze hebben tijd nodig om het zich eigen te maken, kunnen daar zeer intensief mee bezig zijn, alles wordt uitgebreid overwogen. Maar als ze het eenmaal weten dan weten ze het ook zeker. Hun intuïtie is gebaseerd op een hecht verinnerlijkt weten en faalt meestal niet.

 

Beelddenkers zijn meestal gevoelige typen die alles intens beleven en zich moeilijk aan emotionele zaken kunnen onttrekken, ze zijn meelevend en geïnteresseerd, meer als toeschouwer dan als deelnemer. Fantasie en werkelijkheid lopen gemakkelijk door elkaar. Ze zijn dikwijls in zichzelf gekeerd bezig met creatief verbeelden in hun hoofd en letten niet op wat er om hen heen gebeurt als ze niets doen. Ook al lijkt hun situatie voor de buitenstaanders een chaos, zij weten precies te vinden wat ze nodig hebben. 

 


Het is aannemelijk dat:

  • Beelddenken bestaat als een bijzonder vorm van informatieverwerkring. Er is een verschil tussen begripsdenkers (verbaal) en beelddenkers (non-verbaal)
  • Beelddenken een aanlegfactor is; beelddenkers doen van nature wat een ander zich met moeite moet aanleren.
  • Beelddenken een verband heeft met een visueel-ruimtelijke begaafdheid. Beelddenkers hebben een voorkeur voor het denken in beelden en gebeurtenissen. Ze denken echter niet alleen in beelden, maar ook in woorden.
  • Beelddenkers gevoelige mensen zijn (emotioneel kwetsbaar) die de werkelijkheid intensief beleven door hun manier van kijken (beschouwen). Intuïtie speelt een belangrijk rol bij het beoordelen van situaties.
  • Beelddenkers meer gezondheidsproblemen en bijzonderheden in hun ontwikkeling ondervinden zoals hyperactiviteit, concentratieproblemen,  dyslexie en spellingproblemen. 
  • Beelddenken en dyslexie twee verschillende begrippen zijn. Het eerste is een bijzondere vorm van informatieverwerking, terwijl het tweede een leerprobleem is.
  • Beelddenken en de visueel-ruimtelijke begaafdheid van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling van de auditieve informatieverwerking en het taalgebruik.
  • De beelddenker problemen kan hebben met teken/symboolsysteem.
  • De beelddenker de school mogelijk ervaart als wezensvreemd en moeite heeft met de regels en het taalgerichte aanbod. 
  • Beelddenken iets anders is dan een compensatie van een tekort aan andere functies. 
  • Beelddenken invloed heeft op alle gedragscomponenten: sociaal-emotioneel, sensomotorisch en cognitief.